In het voorjaar van 2019 beaamde hersenonderzoeker Erik Scherder dat muziekmaken op alle denkbare fronten levensbevorderend is.
Bovendien draagt zelf musiceren zeer bij aan de ontwikkeling van het empatische vermogen.
Tóch is systematisch muziekonderwijs vrijwel verdwenen.
Een kans voor de Remonstranten anno 2019 om deze handschoen op eigen wijze op te pakken? Bijvoorbeeld met de aanwijzingen uit Syntagma Musicum 1619?
Wat Erik Scherder recentelijk wetenschappelijk vaststelde was voor Maarten Luther rond 1500 al een vanzelfsprekendheid.
De ontwikkeling van de polyfone meerstemmigheid had na 400(!) jaar rond 1500 een zeer hoge graad van compositorische perfectie bereikt en wachtte alleen nog op een koppeling van de emotie van woord en toon. Het protest tegen de misstanden binnen de Rooms-Katholieke kerk leende zich daar in Duitsland uitstekend voor: zang en emotie zijn krachtige protestmiddelen.
Luther bouwde samen met zijn vriend musicus Johann Walter in korte tijd een hecht doortimmerd systeem van (kerk-)muziekonderwijs via de Duitse scholen.
De beste zangers vormden de ‘Kantorei’ die wekelijks met motetten en koraalbewerkingen de kerkdiensten verfraaide.
Luther en Walter zagen de (kerk)muziek als het grootste geschenk van God:
“Als die Musica/für allen andern Künsten/ein göttliche/himlische gabe und Kunst/und unbegreifliche/wünderliche und krefftige creatur Gottes sey/achte ich/sey keinen Christen verborgen. Denn Gott der allmechtige/hat diese Kunst in allen Creaturn/in etliche verborgen/in etliche offentlich eingepflanzet/auch also/das sie alle nicht allein von dieser Kunst ein eingepflanzt Stuck haben/Sondern auch wunderlicher weise durch harmoniam musicam als durch ein himlische Krafft bewegt/und gleich getrieben werden.”
Muziek tijdens de kerkdiensten nam al snel zo’n vlucht dat de kerkelijke autoriteiten zich zorgen gingen maken over de uitwerking daarvan.
Met name het gebruik van muziekinstrumenten werd als heidens beschouwd en met argusogen bekeken. Ook de katholieke kerk was zich van het gevaar bewust.
Tijdens het Concilie van Trente (1545-1547) werd dan ook behoorlijk gesneden in de ontstane ‘muzikale dwalingen’ en de alom gerespecteerde en geniale Giovanni da Palestrina kreeg de opdracht het tij te keren.
Maar de geest was al uit de fles: de uit Italië overgewaaide klankpracht van de veelstemmige en meerkorige muziek, gecombineerd met Luthers uit veelal eerdere Gregoriaanse gezangen voor volkszang geschikt gemaakte koralen was niet meer tegen te houden.
Een cruciale rol was hier weggelegd voor één van de grootste componisten van dit genre: Michael Prætorius (we kennen allen zijn ‘Es ist ein Ros entsprungen’; Lied 473).
In 1614 liet hij als proefballon het eerste deel van zijn baanbrekende theoretische werk ‘Syntagma Musicum’ verschijnen. In het latijn: de taal van de nukkige kerkelijke autoriteiten!
Want zij moesten worden klaargestoomd voor de immense klankpracht van de nieuwe meerkorige kerkmuziek.
Praetorius spitte de hele bijbel door op zoek naar ‘muziek’ en het gebruik van muziekinstrumenten. Met name in de Psalmen wordt God geloofd en geprezen met alle soorten van muziek en David wist Saul op te vrolijken met zijn harp. Het achterliggende doel was duidelijk: tegenstanders van de (vooral instrumentale) kerkmuziek moest definitief de wind uit de zeilen genomen worden.
Toen er gelukkig nauwelijks weerwoord kwam, verschenen in 1619 eerst deel III: de TERMINI MUSICI en pas daarna deel II, de ORGANOGRAPHIA, nu in het Duits!
Deze twee boeken werden verreweg de belangrijkste informatiebronnen over de westerse muziek in de 16e en 17e eeuw. In deel II werden alle toenmalig bekende muziekinstrumenten (ca. 200!) nauwkeurig beschreven en op schaal getekend.
In deel III werd gedetailleerd uit de doeken gedaan hóe gemusiceerd diende te worden.
Deze twee dikke boeken leveren ons heden onschatbare en voor een goed deel vergeten kennis over het onwaarschijnlijk hoge niveau dat de kerkmuziek in Duitsland had bereikt ten tijde van het ontstaan van de Remonstrantse Broederschap. Een lijn die direct is door te trekken (via Heinrich Schütz) naar Johann Sebastian Bach!
Wie Syntagma Musicum goed bestudeert en toepast treedt in een bijzondere wereld van buitengewone klankschoonheid èn van ‘hersenontwikkeling à la Scherder’.
Ik noem enkele verschillen met ‘modern’ musiceren:
Er is geen dirigent (en men deed er alles aan omdat ook zo te houden…) Dat kan ook niet, want er is (bewust!) geen partituur.
Ieder speelt/zingt uit losse ‘stemboeken’ waarin uitsluitend de eigen partij is genoteerd. Er is hooguit een ‘procesbegeleider’ die de maat tacteert en in de gaten houdt of alles goed loopt. Je bent tijdens het musiceren dus vooral verbonden met alle andere deelnemers.
Bij modern musiceren is iedereen verbonden met de dirigent…Wat scherp gesteld: de gelijkwaardige deelnemer versus de marionet…
Klankkleur en zuiverheid gaan vóór het ego en volume. Wanneer bij één deelnemer het ego vóór gaat mislukt het samenspel.
Instrumenten spelen ‘alsof men zingt’. Praetorius publiceert trombone partijen waarbij hij vermeldt: “ik heb er maar een tekst onder genoteerd zodat jullie weten hoe je de noten moet spelen…”
Er zijn géén maatstrepen. Een extra stimulans om ‘bij elkaar te blijven’. Immers wanneer de boel ècht ontspoort zul je helemaal terug moeten naar het begin.
Spelen uit oude notatie is daarmee een heel bijzondere ervaring waarbij je merkt dat er daardoor andere processen in je hoofd plaatsvinden dan bij moderne notatie mèt maatstrepen.
Ook interessant voor Scherder…!
Terwijl in Duitsland de kerkmuziek na de reformatie tot grote bloei kwam, doofde deze in de Nederlanden vrijwel uit.
Wij waren met vijf Nederlandse scholen leidend geweest van 1400 tot 1600 en J.Pzn. Sweelinck zette (óók rond 1619…) afsluitend de kroon op deze ontwikkeling met zijn onovertroffen 150 meerstemmige psalmen. Deze waren trouwens niet eens voor de kerk bedoeld…! Ze werden gezongen door een vriendenclub van voornamelijk in Amsterdam wonende kooplieden.
De moeilijkheidsgraad toont het onvoorstelbaar hoge niveau dat deze amateurzangers gehad moeten hebben.
Ook van de kerkmuziek binnen de Remonstrantse kerken moeten we ons helaas geen al te grote voorstelling maken.
Als na ca. 1680 het orgel in gebruik komt om de gemeentezang te begeleiden, zal dat ook in Remonstrantse kerken zo geweest zijn, maar meer muzikaals viel er vermoedelijk nauwelijks te beleven.
Het was pas Jan Boeke (1921-1995) die in de jaren ’70 – ‘95 van de vorige eeuw de Luthers/Prætoriaanse/Bach musiceerwijze opnieuw en op zéér hoog niveau tot leven wekte met zijn Cappella Amsterdam.
De vespers in de Amsterdamse Nieuwe Remonstrantse Kerk (Diepenbrockstraat) (en later ook in de Waalse kerk) waren onvergetelijk en voor velen (waaronder schrijver dezes) een rijke inspiratiebron om dit verder te ontdekken, te ontwikkelen en door te geven.
Wie anno 2019 de algemene stand van zaken beziet wordt niet al te vrolijk: de aarde wordt bedreigd door grote gevaren, veelal verbonden met een ongelimiteerd gebruik/verbruik van steeds schaarser wordende grondstoffen. De huidige muziek waarmee onze kinderen en wijzelf via de media worden bestookt past in deze tendens van steeds méér en steeds groter: ze kan niet luid genoeg zijn, maar mist te vaak de broodnodige melodische, harmonische en ritmische ‘grondstoffen’.
Predikanten worstelen met het probleem met welke muziek/welke liederen ze de kerkdiensten moeten ondersteunen. Moeten ze aanhaken bij wat de media ons opdringen en past bij de muzikaal analfabetische jeugd? De ‘vlotte deunen’?
Of moeten ze bij de basis blijven en de jeugd in contact brengen met de sobere maar gedegen muziek-didactische wetten van weleer? Met een cantorij als ‘kraamkamer’?
Gelukkig levert het Liedboek nog steeds de prachtigste liederen uit de tijd van Luther, Walter en Praetorius. Die weer de basis vormden voor vele honderden motetten, cantates en orgelkoralen die klaar liggen te wachten op heruitvoering, gratis te downloaden voor de cantorij en de organist. Die de eeuwen met glans hebben doorstaan en een ‘rijke doorstart à la de vespers van Jan Boeke’ verdienen. Het is kwaliteitsmuziek die dichtbij je (kinder)stem, eenvoud en een zekere soberheid staat.
Moet het die kant misschien op? Met de kerkmuziek èn met de aarde?
Te beginnen bij 400 jaar Remonstranten èn 400 jaar Syntagma Musicum ?
Eisleben, Hugo van Veen, augustus 2019