Voelen, ademen, roepen, zingen #344

door Podcasts

Geschreven door Nathan Tax
Voorgelezen door Gert van Drimmelen
Geluidsmontage Seth Mook
Thema: Jij Roept
21 april 2025
Titel: Voelen, ademen, roepen, zingen


Foto: Ksenia Chernaya, Pexels

Voelen, ademen, roepen, zingen

Roepen, praten, schreeuwen, huilen, zingen… Het is bijna onmogelijk om je een mensheid voor te stellen zonder dat ze een stem had gehad. Vanaf het prilste begin is die stem van levensbelang. Een bevalling die goed afloopt, herkennen we aan het pasgeboren kindje dat, direct na de eerste ademteug, een keel opzet. Evenzeer herkennen we de goede afloop aan de ouders die vervolgens een zucht van verlichting slaken, als hun nieuwe werkelijkheid zich in levenden lijve aan hen opdringt, roepend: “Ik leef!”

Vanaf dat moment begint de zoektocht naar klanken en woorden om uit te drukken wat we voelen. We zoeken de grenzen op, weten vaak nog niet goed wat ons gebrabbel betekent. De stem geeft toegang tot het spel van woorden en het spanningsveld tussen betekenis en bedoeling. Dingen aanwijzen en benoemen, vragen stellen, ‘nee’ zeggen: we zijn op ontdekkingstocht. Net als nietsvermoedend meezingen met liedjes waarvan we de taal pas veel later leren begrijpen, op de radio, op school of in de kerk.

Naar mate we ouder worden, ontdekken we ook dat er keerzijdes zitten aan ons stemgebruik. Wat we zeggen, kan een ander ook kwetsen of storen. Iets flapt er zomaar uit, omdat het in je opkwam, omdat je stoer wilde doen of een grapje wilde maken. Of omdat je wilde benoemen wat je dwars zat, zodat je er niet mee hoefde te blijven zitten. Dan ontdekken we dat een ander onze woorden heel anders kan begrijpen dan hoe we het bedoeld hadden. Goede vraag: hoe bedoelden we het eigenlijk? Het woordenspel wordt ineens wat minder speels.

De volgende ontdekking is die van stilte. Juist als woorden pijnlijk zijn, blijkt stilte rust te kunnen brengen. Even geen woorden aan iets geven helpt om dichter bij je gevoel te blijven. In plaats van een ander ergens mee op te zadelen, ‘je shit bij ze te dumpen’ of zelfs verwijten te maken, laat de stilte ons maar één keuze: je een weg door die gevoelens heen te worstelen. Niet linksom of rechtsom, maar dwars erdoorheen. Waar die weg je brengt – nader tot de ander, tot jezelf, tot God? – valt van tevoren niet te bevroeden.

Toch blijkt het vaak lastig om de stilte zelf te verdragen, hoe komt dat toch? Terugkerend naar de geboorte dringt één antwoord zich aan mij op. Het contrast van een stille met een wenende zuigeling kan haast niet groter. Zou diens roep na de geboorte zijn uitgebleven, dan kan pas het woord van de verloskundige (jawel:) verlossing brengen door te zeggen dat ons kind het, ondanks de stilte, toch goed maakt. Hieruit valt op te maken dat verstilling veel dichter bij verstikking ligt dan we liever zouden aannemen; ook hiertussen bevindt zich een spanningsveld.

Voor mij persoonlijk ontmoeten de twee spanningsvelden in dit verhaal – betekenis en bedoeling; verstikking en verstilling – elkaar in de zang. Meer nog dan in het spreken vindt het zingen plaats in een voortdurende wisselwerking tussen de stem en de adem. De zang van de menselijke stem wortelt zowel in de eerste levenskreet als in de stilte die de adem afdwingt om de stem tot klinken te brengen. We geven uiting aan datgene – of Diegene – waarvoor woorden te kort schieten. Zingend hervinden we zo het onbevangen en kwetsbare kind in onszelf, al is het vaak maar voor even. Je neemt een ademteug en komt weer tot leven.

gepubliceerd op 21 april 2025